Vorig jaar deze tijd werd GentVertaalt voor het eerst uitgenodigd op de ‘resonansgroepen’ georganiseerd door wat toen nog het Departement Toegepaste Taalkunde van Hogeschool Gent was. Met die bijeenkomsten wil de school in contact treden met het werkveld en van gedachten wisselen over hoe de opleiding en de praktijk op de arbeidsmarkt beter op elkaar afgestemd kunnen worden. We bespraken toen wat er beter zou kunnen in de opleiding en welke hiaten er opgevuld kunnen worden om de kloof tussen school en vertaalpraktijk te dichten.
Ook dit jaar, nu de vertaalopleiding is omgedoopt tot de Vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie binnen de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van Universiteit Gent, zijn er opnieuw resonansgroepen georganiseerd. En ook dit jaar tekende een delegatie van GentVertaalt present, want wie kan er dat zogenaamde werkveld beter vertegenwoordigen dan zelfstandig vertalers?
Het accent lag deze keer op onderzoek. Er wordt binnen de Vakgroep immers boeiend onderzoek verricht naar tal van aspecten van het ‘vertaalgebeuren’, om dat cliché nog eens in de mond te nemen. Zo had prof. dr. Gert De Sutter het over de analyse van het taalgebruik in diverse soorten vertalingen, met specifieke focus op factoren die vertaalkeuzes bepalen, zoals normgerelateerde factoren: wanneer worden Belgisch-Nederlandse wendingen gebruikt in vertalingen of ondertitels, wanneer Algemeen Nederlandse wendingen, en wanneer formuleringen die niet tot de standaardtaal behoren? Een van de bevindingen is onder meer dat tekstschrijvers regionaler durven te schrijven, terwijl vertalers vaker het zekere voor het onzekere nemen, risico vermijden, en een landneutrale variant kiezen. Voor ons was dit uiteraard een heel relevant onderwerp, want elke zichzelf respecterende vertaler/tolk/ondertitelaar/taalexpert is bijna dagelijks bezig met het afwegen van woorden en registers, en met (al dan niet bewuste) keuzes voor bepaalde woorden of uitdrukkingen. Bovendien was het voor ons extra interessant, aangezien we met GentVertaalt zelf volop bezig zijn met het ontwikkelen van onze Taaldatabank, die verschillen belicht tussen België en Nederland.
Ook wordt er onderzoek gedaan naar ‘Vertaling en Interculturaliteit’. Prof. dr. Désirée Schyns legde onder meer uit hoe er onderzoek wordt verricht naar de verschillen in literaire vertalingen die zijn gemaakt door vertalers en door auteurs, of naar auteurs die hun eigen werk vertalen, naar hervertalingen, naar interculturele transfers dankzij vertalingen van literaire werken, enzovoort.
Ook zeer pertinent was de presentatie over het onderzoek naar vertaaltechnologie, met speciale aandacht voor post-editing (PE) van machinevertalingen. Ja, we horen nu al boegeroep, maar hoe zeer sommigen er ook tegen gekant zijn, er is in elk geval een markt voor, en het is dan ook op zijn minst het onderzoeken waard. De Vakgroep probeert bijvoorbeeld objectief na te gaan in hoeverre post-editing sneller is dan vanaf nul vertalen, en in hoeverre de kwaliteit eronder lijdt. Daartoe worden bewerkte machinevertalingen van studenten vergeleken met vertalingen vanaf nul van andere studenten. En de voorlopige resultaten zijn best frappant: het zou inderdaad sneller gaan, en de kwaliteit zou niet beduidend slechter zijn. Er worden soms andere soorten fouten gemaakt, vertelde dr. Lieve Macken ons, maar grosso modo niet veel méér fouten. Wij houden dit domein alvast nauwgezet in het oog!
Prof. dr. Guy Rooryck kwam voorts nog even terug op de resultaten van de vragenlijst die de aanwezigen op de vorige editie van de resonansgroepen hadden ingevuld, over eventuele hiaten in de opleiding. Daaruit kwamen twee grote tendensen naar voren. Enerzijds ontbreekt het pas afgestudeerde taalkundigen vaak nog aan zelfredzaamheid en kritisch denken. Studenten moeten meer afstappen van het idee dat de docenten —of de woordenboeken— alle wijsheid in pacht hebben, beaamt prof. dr. Schyns. Het komt erop aan de raad van lesgevers —en de inhoud van woordenboeken— goed te kunnen gebruiken en soms ook te durven relativeren. Anderzijds blijft een heikel punt de kennis van het Nederlands, hét allerbelangrijkste instrument van een vertaler, belangrijker nog dan de kennis van de vreemde talen. Als er maar één iets is dat je echt goed beheerst, dan moet het je Nederlands zijn. En daar is in Vlaanderen, zoals iedereen wel weet, bijzonder veel werk aan. Studenten doen er dan ook goed aan te beseffen dat ze bijvoorbeeld niet “Engels-Spaans” studeren, maar “Engels-Spaans-Nederlands”.
Na het serieuze werk was er ook nog een receptie met een hapje en een drankje, waar we tot onze vreugde vaststelden dat GentVertaalt zo stilaan een gevestigde waarde wordt en dat ook de academische wereld ons initiatief om taalprofessionals dichter bij elkaar te brengen best weet te smaken. Ook prof. dr. Patrick Goethals, prof. dr. Sonia Vandepitte en vakgroepvoorzitter prof. dr. Véronique Hoste kwamen een praatje slaan (en ons nogmaals feliciteren met onze Language Industry Award), en we wisselden onder meer van gedachten over de verschillen tussen België en Nederland op het vlak van permanente educatie, en over de professionalisering van de vertaalsector via levenslang leren. Samen kwamen we tot het besluit (net op het moment dat we als laatsten werden buitengekuist) dat verplichte permanente educatie ook in België zijn voordelen zou hebben, maar daarom nog geen garanties zou bieden op meer kwaliteit in de taalsector, want moeten leren staat niet noodzakelijk gelijk aan willen leren.
Toch durven wij te hopen dat de mensen die aanwezigheidshandtekeningen komen sprokkelen op verplichte opleidingen, om vervolgens de hele tijd op hun tablet of smartphone te spelen of te gaan shoppen, in de minderheid zullen zijn en dat de meeste zichzelf respecterende vertalers (daar zijn we weer) ook daadwerkelijk willen bijleren en bijblijven.
Wij kijken alvast uit naar de volgende avond van resonansgroepen of andere interacties tussen de Vakgroep en het werkveld. We kunnen immers ontzettend veel van elkaar leren, en elkaar —en de hele (ver)taalsector— naar een hoger niveau tillen.
Dit lijken mij interessante vergaderingen? Zijn deze ‘publiek’ toegankelijk?
Jullie zijn goed bezig!
Hoi Maaike, de bijeenkomsten zijn niet bedoeld voor het heel brede publiek, maar taalprofessionals als jij zijn vast welkom. Zie onderaan deze pagina:
De resonansgroepen zijn onder andere samengesteld uit vertegenwoordigers van de volgende organisaties en bedrijven:
resonansgroep Vertalen:
Broadcast Text Benelux (Aalst), Crosslang Translation Automation (Gent), Yamagata Europe (Gent), Taal-Ad-Visie (Brugge), BNP Paribas Fortis (Brussel), Crealingua (Torhout), CommunicationWise (Sint-Martens-Latem), Belgian Translation Centre (Oostende), TVC Translations (Gent), MDMX (Gent), etc.
resonansgroep Tolken:
Kruispunt Migratie-Integratie vzw (Brussel), Stedelijke Tolk- en Vertaaldienst (Antwerpen), Centrale Ondersteuningscel voor sociaal tolken en vertalen (Brussel), Belgische Kamer van Vertalers en Tolken BKVT (Brussel), Tolk- en Vertaalservice (Gent), etc.
resonansgroep Meertalige Communicatie:
Link|Mixed Media (Waregem), ArcelorMittal Europe (Gent), GREET Training (Lembeke), VLERICK Business School (Gent), Dienst Historische Huizen stad Gent, UGent – Vakgroep Electrische Energie, Systemen en Automatisering, ITP Europe NV (Zaventem), Het Talenhuis (Deinze), Delhaize (Brussel), OCAS NV (Zelzate), Dienst Toerisme Oudenaarde, etc.
Wie graag meer wil vernemen over de resonansgroepen van de vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie of lid wil worden, kan contact opnemen met Kristof Wybraeke.